BIOGRAFIE
In het leven van Leo Schatz, geboren in 1918 in
Amsterdam, weerspiegelt zich een karakteristiek stuk Amsterdamse
geschiedenis. Opgroeien in Amsterdam-Noord, de armoede in de crisistijd, de Duitse bezetting, de deportaties
en het verzet bepalen het eerste deel van Schatz' leven, het tweede ontwikkelt
zich midden in de evenzeer typisch Amsterdamse naoorlogse bohème en
kunstenopbloei.
Mijn Vader, 1938
De voorouders van Leo Schatz kwamen via Polen en Duitsland naar
Nederland. Zijn grootvader was voorzanger. Zijn vader volgde hem niet op. Hij
was al jong vrijdenker en socialist. Het was een intellectuele man die zich
moeilijk kon aanpassen aan de gevolgen van de crisis. Deze
crisistijd na de beruchte beurskrach van 1929 bracht het gezin, dat inmiddels
in het socialistische Betondorp woonde, in diepe armoede.
De jonge Leo werd lid van de AJC (Arbeiders Jeugd Centrale) en
danste als goede jonge socialist om de Meiboom. Dank zij een cultureel
geïnteresseerd artsengezin in de Watergraafsmeer, waarmee hij in nauw contact
kwam, maakte hij kennis met de voor hem nieuwe wereld van muziek, literatuur,
beeldende kunst. Daar werd hij gestimuleerd om door te gaan met zijn hobby:
tekenen.
Het was Albert Hahn jr., tekenaar van spotprenten evenals zijn
beroemde vader en ook een kennis van Leo geworden, die zijn ouders aanbeval hem
naar de Kunstnijverheidsschool te sturen, die later Rietveld Academie zou
heten. In 1939 deed Leo Schatz er eindexamen en volgde daarna een opleiding aan
de Rijksacademie en de Rijksnormaalschool voor tekenleraren, beide te
Amsterdam.
De oorlog brak uit, die vader en moeder Schatz en ook Leo's
tweelingbroer Jacques niet zouden overleven. Leo dook onder en kwam via de groep rond de
anarchistisch-socialistische Henk Sneevliet terecht in Den Haag, waar hij met zijn
vriend Wim Polak - later wethouder in Amsterdam (niet dezelfde als de latere
burgemeester) - een verzetsorganisatie leidde voor ondersteuning aan
onderduikers en overvalgroepen dankzij vervalste bonkaarten,
identiteitsbewijzen en andere documenten.
Na de oorlog trok hij, als oud-verzetsman uitgenodigd door de
Deense regering, naar Denemarken om daar wat bij te komen. Hij kwam er in
contact met een aantal Deense schilders, van wie een hem het werk liet zien van
de Franse colorist Bonnard, die levenslang zijn grote inspiratiebron zal
blijven.
Terug in Nederland begint hij te schilderen,
nog ongericht, experimenterend, expressionistisch (zie De schilder). In 1948 trouwt
Leo met Sonja Kopuit, die ook als joodse een smartelijk oorlogsverleden met
zich meedraagt. "Bij haar is mijn leven eigenlijk begonnen", stelt
Leo vast. Met lesgeven aan verschillende (kunst)opleidingsinstituten verdiende
hij de kost voor zijn gezin dat al gauw twee dochters rijk was: Henriëtte en
Irma.
In 1957 reist hij met een Rijksbeurs naar Griekenland en Italië;
schilderijen van zuidelijke landschappen verkoopt hij daarna aan het Rijk en de
gemeente Amsterdam. Een jaar later voert hij een monumentale opdracht uit:
sgrafitto's in de gemeente Emmeloord. Daarna volgen regelmatig opdrachten voor
monumentale projecten .
In 1969 wordt hij docent aan de Rietveld Academie en aan de
Academie Minerva te Groningen. Als zijn stijl zich ontwikkelt naar een
kleurrijk expressionisme volgen in 1978 exposities in het Singer Museum in
Laren en bij galerie Krikhaar te Amsterdam.
Na de Kijkduinstraat in Amsterdam-West (1948) en de Plantage
Parklaan (1954) verhuist het gezin in 1981 naar een groot huis aan de Bredeweg
in de Watergraafsmeer. Daar treft hun een ramp: Irma, die zich ontwikkelde tot
een veelbelovende tekenares en schilderes, sterft in 1984 aan een
hart-/longziekte. De jaren van haar ziekte, dood en de tijd erna vormen een
afzonderlijke periode in het werk van Leo Schatz. Haar soms schimmige gestalte
is lang het middelpunt in verdroomde schilderijen.
Leo Schatz is inmiddels een bekend en belangrijk schilder en in
1989 verschijnt, bij een nieuwe tentoonstelling in het Singer Museum, de
monografie 'De kleur van Leo Schatz' met een bijdrage van Bert Schierbeek. In
1991 verzorgt Leo een expositie van het werk van Irma in het Joods Historisch
Museum te Amsterdam met de gelijktijdige uitgave van het boek "Irma Schatz
1949-1984. Tekeningen/drawings'.
Leo exposeert zelf in 1995 nieuw werk in het Joods Historisch
Museum. Daarbij verschijnt een tweede druk van 'De kleur van Leo Schatz' met nu
ook een bijdrage van Jan Vrijman. In 1998 exposeert Schatz opnieuw in het
Singer Museum en in 2002 in het Cobra Museum te Amstelveen.
Een jaar later wordt een expositie in het Singer Museum geopend
onder diep-tragische omstandigheden: Sonja Schatz is kort tevoren plotseling
gestorven en haar dood werpt een zware schaduw over de openingsbijeenkomst waar
ook het schitterende boek 'Kleur heeft een mens getekend' wordt gepresenteerd.
Dochter Henriëtte heeft, met enkele anderen, het initiatief genomen tot de
uitgave, die, mede dank zij vele voorintekenaars, een eclatant artistiek succes
is geworden.
Vijf dagen na de dood van Sonja uit Leo zijn
verdriet op een onverwachte wijze: er ontstaat tot zijn eigen verrassing een
gedicht. Nu hij van geschoktheid niet kan schilderen blijkt hij een nieuwe
uitingsvorm te hebben ontdekt (zie De
dichter). Iedere eenzame ochtend schrijft hij een gedicht; de
middagen zit hij te tekenen: een onstuitbare stroom bizarre fantasmen in zwarte
pennestreken. In 2005 verschijnt een keuze uit zowel de tekeningen als de
gedichten in de bundel 'Ik heb geen aanleg voor verdriet' bij een
tentoonstelling in het Van der Togtmuseum te Amstelveen.